Beste Do, Niet met elkaar kunnen praten over die te vroeg gestorven vader of moeder, of over die in andere zin gemiste ouder, partner, broer of zus, het komt zo vaak voor. En het geeft veel verdriet, spanningen en verwijdering. Hoe komt dat toch? Wat maakt het zo moeilijk om hun naam weer te laten klinken? En waarom zou dat dan goed zijn? Ik ga er verder op door in dit artikel. Vriendelijke groet, Hilda Lemaire Artikel: Laten we het er maar niet meer over hebben ....... | “Ik weet nog steeds niet wat er nou echt is gebeurd, waarom mochten we hem niet meer zien?” Karin (44)* reageert daarmee op mijn vraag “Wat was er met je vader aan de hand, Karin?” als ik haar in ons eerste gesprek zie. De ouders van Karin waren gescheiden toen Karin acht jaar was. Een klein jaar later overleed haar vader. Haar twee broers en zus woonden bij moeder. Soms gingen ze naar hun vader, maar niet zo vaak. “Pa was altijd blij om ons te zien, maar we moesten onszelf wel zien te vermaken. Ik nam altijd stapels boeken mee. We gingen allemaal ons eigen gangetje, mijn broers speelden buiten, mijn kleine zusje met haar poppen…….” Het blijft een tijdje stil, ze kijkt nadenkend voor zich uit naar buiten. “Ik had altijd buikpijn, ik kan het nog voelen, een haptonoom heeft me ooit gezegd dat het de spanningen zijn. Ik geloof wel dat dat klopt. En nee, hij heeft ons niet aangeraakt. Maar het was gewoon, ik weet ook niet, nou ja, laat ook maar.” En de paar tranen worden verwoed weg geveegd. Ongemakkelijke ogen kijken me voorzichtig aan. En ik kijk eens rustig terug en knik, want ik kan begrijpen hoe lastig het is om over toen te praten. Veel mensen zijn gewend om te blijven doen zoals het hen ooit is voorgedaan. Laten we het er maar niet meer over hebben. Ook Karin zei het net ‘nou ja, laat ook maar.’ Stug doorgaan, we laten ons niet kennen. Een verkeerde uitdrukking eigenlijk wel, gekend worden is zo fijn. En dus ook door jezelf gekend worden, niet wegstoppen wat spanning geeft. Daarom praten we hier in mijn werkkamer over toen. Niet om alles weer opnieuw te beleven, want dat je het één keer hebt meegemaakt is wat mij betreft al teveel dan voldoende. En ook niet om te dramatiseren zoals de omgeving van Karin het wel eens schamper benoemt . En WEL om jezelf en de gebeurtenissen in het juiste perspectief te plaatsen. Wat is er eigenlijk gebeurd, want vaak zwerven er veel verschillende verhalen en geheimen om heen. De broers van Karin zetten haar neer als drama-queen. “Ik snap het niet, voor mijn broers was het toch ook naar dat ze pa nooit meer hebben gezien, we zijn niet eens naar de uitvaart geweest. Zand erover, letterlijk.” *Situaties komen overeen met mijn praktijk, maar namen en concrete ervaringen vanzelfsprekend nooit. We spreken door op de familie banden, hoe Karin toenadering zoekt, ook bij haar moeder die al een lange tijd een tweede partner heeft. “Bij haar moet ik al helemaal niet aankloppen over vroeger. Dan trekt ze zo’n gezicht wat ik maar al te goed ken. Wegwezen, ophouden erover.” De anderen hebben dingen vaak ook anders beleefd, omdat ze een andere plek in het gezin of de familie hebben. Was jij de oudste, dan zal een jonger broertje of zusje zich andere dingen herinneren. En werd van jou als oudste ook andere dingen verwacht. De overgebleven partner houdt zich ook staande op haar of zijn manier, en dat is lang niet altijd de juiste voor de kinderen. Was je een zus of broer van degene die overleed dan heb je daar ook weer andere dingen in beleefd. Ik noem het de mythe van de familiebanden. Omdat je familie bent, hoef je nog niet dezelfde behoeften te hebben. Van anderen verlangen dat ze het er maar gewoon weer over hebben terwijl ze daar zelf niet de noodzaak in voelen, dat werkt niet. Blijven wachten tot de ander er wel eens over wil spreken, maakt je te afhankelijk. Nu je eigen koers bepalen, erover spreken als jij dat wil met mensen die jou erover willen horen. Jij mag het hebben beleefd zoals je het hebt beleefd. En je verlangen nog eens over je vader of moeder od ie andere lieverd te kunnen spreken is heel legitiem. Hier in de praktijk doen we het volop. Opdat ze een dierbaar en leefbaar deel van je leven worden met wie je door het leven blijft gaan. Ze horen erbij onze doden, altijd. Maar hun dood hoeft niet meer te bepalen hoe we leven. Dat bepalen we nu zelf. Karin is inmiddels gaan praten met een verder weg staand familielid, een zwager van haar overleden vader. Ze hebben foto’s bekeken, hij heeft haar wat verteld over toen. Wat hij er nog van weet. De lading gaat er voor Karin vanaf. In haar enthousiasme had ze laatst een keer een paar van die foto’s in de familie-app gedeeld. “Ik dacht er eigenlijk niet eens bij na hoe ongewoon dat was” vertelt ze me grinnikend. “Het maakt me ook niet meer uit of ze er wel of niet op reageren.” Karin ontworstelt zich aan de gedragingen zoals ze door de gebeurtenissen van toen zijn ingezet. Dat gaat haast als vanzelf, maar dat is het natuurlijk niet. Het is wat je leert in therapie, herkennen van je veerkracht, omgaan met je tegenslag en er weer iets van maken. Ter afsluiting. Het kan zo fijn zijn om over hen van lang of kort geleden te horen en te vertellen. Ik houd een pleidooi om die belangrijke doden niet te verzwijgen. Het blijft fijn als iemand anders dan jijzelf hun naam noemt, een anekdote terughaalt. Die taak mag de omgeving best wat vaker op zich nemen vind ik. Te vaak moet het van de nabestaanden komen. Wees niet bang om iemands geleefde leven te benoemen. En als iemand er dan net op dat moment geen zin in heeft om er op door te gaan, moet hij of zij bijvoorbeeld ook mogen zeggen ‘Nu even niet en fijn dat je aan ons denkt’. En helemaal tot slot een mooi gedichtje over klein zijn en grote dingen meemaken. In mijn rode bikini lag ik in een wit plastic tuinstoel en dacht aan de dood. Ik was al bijna tien. Dat was snel gegaan. Ik was dus eigenlijk al bijna twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig ... Als ik tachtig zou worden kreeg ik alleen nog zeven keer wat ik had gehad. Nee ik kom niet spelen, ik denk na over de dood en dat wil ik blijven doen. En ook wil ik met mijn heupen die ik niet heb zo in deze stoel liggen dat het lijkt of ik ze wel heb, een bezigheid die ik goed vind passen bij het denken aan de dood. Aan Juana, Amy, Netty en Jolanda vertelde ik mijn gedachten niet ik zei gewoon dat ik geen zin had om te spelen maar mijn moeder klopte op het raam ik moest die stoel eens uit en vort. Ik vroeg me af wat ze gezien had, of ze gezien had hoe donker mijn gedachten waren. Gaan spelen. Dat was de oplossing. Tjitske Jansen (1971) uit: Iedereen moet ergens zijn (2021) Ik wens je een goede dag toe, en ontroerende momenten van 'Laten we het er maar wél over hebben ......' Vriendelijke groet, Hilda Lemaire (Mijn praktijk is open met inachtneming van alle belangrijke maatregelen rond COVID-19 vanuit het RIVM en mijn beroepsvereniging.) Hilda Lemaire 06 242 13 059 www.doenenlaten.com Ken je anderen voor wie dit artikel interessant kan zijn? Mail hem gerust door, graag zelfs. Copyright © Hilda Lemaire. Alle rechten voorbehouden. Artikelen of delen hieruit mogen elders gepubliceerd worden, maar alleen op o.v.v. het copyright en de naam van de website. Abonneren op de gratis maandelijkse artikelen? Dat kan via www.doenenlaten.com | |