Hoe kies je de taal en het woordgebruik in je kinderboeken? Ik schrijf graag voor kinderen die net kunnen lezen. Kinderen vanaf een jaar of zeven. Al schrijvend voel ik me even oud als mijn personages en de taal die past bij die leeftijd komt vanzelf. Ook meen ik me te herinneren hoe ik toen zelf was, en lees ik veel van andere schrijvers voor dezelfde doelgroep. Natuurlijk is het fijn, en vaak erg grappig, om kinderen in je buurt te hebben van de leeftijd waarvoor je schrijft. Voor deze doelgroep worden veel AVI-boekjes geschreven. Voor schrijvers is er per AVI-leesniveau een handleiding beschikbaar met regels: Hoeveel lettergrepen per woord, hoeveel woorden per zin, welke woorden wel en welke nog niet. Minder vrijheid dus, maar wel een uitdaging om binnen die beperkingen toch een boekje af te leveren met rijke taal en een fijn aansprekend verhaal. Voor uitgevrij De vier Windstreken rondde ik onlangs een leesboekje af voor beginnende lezers, zonder AVI, Oma is een tasje, geïllustreerd door Connie Snoek. Een spannend verhaal over de krokodillenjacht. Ik heb me verdiept in deze lieve krokodillenkleuter, in zijn wereld, zijn wensen en zijn boosheid. Toen kwamen de woorden vanzelf. En gelukkig is er ook altijd nog een redacteur die taal en woordgebruik toets aan de leeftijd waarvoor het verhaal bedoeld is. |