| Wat vind je belangrijker: eenvoud of poëzie in taal? Ik hou van alliteratie en mooie sfeerbeelden. Maar om de hele tijd zo te schrijven leest vermoeiend. Soms moet er even vaart in de tekst komen, en dan hou ik het bij korte zinnen zonder opsmuk. |
|
|
|
---|
|
Heb je een favoriet woord uit de Nederlandse taal? Meerdere. Maar voor mijn laatste historische roman waren voor mij Knisteren en Vuig favoriet. Omdat ze origineel zijn, ze sfeervol klinken (passend bij een middeleeuws verhaal), en ondanks dat ze vrij onbekend zijn, je alleen al aan de klank van het woord kunt horen wat ermee bedoeld wordt. |
|
| |
---|
|
| Heb je bepaalde woorden of uitdrukkingen die je bewust vermijdt in je boeken? Ik gebruik voor mijn historische boeken geen moderne kreten. Natuurlijk kun je onmogelijk heel correct oud-Nederlands schrijven -als ik dat al machtig zou zijn-, dan zouden bar weinig mensen het verhaal kunnen volgen. Maar een beetje in stijl moet het wel zijn. Ik zal niet over een jonkvrouw schrijven dat zij ergens “klaar mee is” als ze er genoeg van heeft, of een ridder laten zeggen dat een toernooi helemaal zijn ding is. |
|
|
---|
|
Hoe beïnvloeden kinderen jouw taalgebruik in verhalen? Taal is onderhevig aan verandering, dus niet alles wat nu modern is negeer ik. Een uitdrukking als ‘Wat is er mis mee?’ is al zo lang ingeburgerd dat ik die onderhand rustig zal gebruiken. Maar het taalgebruik verschraalt wel, naar mijn idee. Vooral jongeren verminken zinnen door voorzetsels, lidwoorden of complete werkwoorden weg te laten. En dat doen ze niet eens (meer) bewust. Neem ‘Lot is op Jan’: geen kind weet nog dat daar een werkwoord tussen hoort te staan. Ik probeer daar zo min mogelijk in mee te gaan, of zelfs verre van te blijven. Wat ik echt tenenkrommend vind is het gebruik van ‘beter’ in bijvoorbeeld ‘Beter doe je dat niet’. Bedoeld wordt natuurlijk: ‘Dat kun je beter niet doen’, maar eigenlijk staat er : ‘Jij overtreft dat niet’. In mijn strijd tegen dit soort kromme zinnen probeer ik grammaticaal zo correct mogelijk te schrijven. Naast kromme zinnen zijn er natuurlijk ook moderne termen, en daar kijk ik toch iets anders tegenaan. Mijn vader gebruikt nog steeds de jaren zestig-woorden “mieters” en “jofel”. Die woorden kun je prima gebruiken in een verhaal dat zich in die periode afspeelt, als stijlelement, maar als je hippe uitdrukkingen gebruikt in een algemeen verhaal, is dat op een bepaald moment gedateerd. En dat is jammer. Dus ik probeer woorden die tijdelijk lijken, te vermijden. Maar wat is tijdelijk? Is ‘cool’ nog tijdelijk te noemen? Ik las ergens: ‘Swag is een hip woord voor cool.’ Dat plaatst het laatste woord in een museum en mij erbij. |
|
| |
---|
|
| Hoe beïnvloeden kinderen jouw taalgebruik in verhalen? Kinderen beïnvloeden mijn taalgebruik zeker. Ik laat me graag adviseren, vooral als het gaat om gesproken taal. Als ik schrijf voor de leeftijd van mijn eigen kinderen, beiden tieners, check ik de dialogen met hen. Ze zijn het regelmatig zeer oneens met de woorden of uitdrukkingen die ik gebruik. Kinderachtig, ouderwets, boomer-taal, zo zeg je dat écht niet. Zij hebben geen twijfel over wat normaal woordgebruik is en wat niet. Helaas verandert hun eigen taal en woordkeuze wel tamelijk snel. Niet echt bij te houden, vooral als je je realiseert hoeveel tijd er zit tussen het schrijven van het verhaal en het verschijnen van het boek. |
|
|
---|
|
Wat vind je belangrijker: eenvoud of poëzie in taal? Eenvoud en poëzie sluiten elkaar niet uit. Ik houd van eenvoudige poëtische taal die op een ongekunstelde manier ritme en gelaagdheid met zich meebrengt. Eenvoudig schrijven lijkt makkelijk maar kost meer tijd en concentratie. De Franse filosoof Blaise Pascal schreef halverwege de 17e eeuw: 'Ik schrijf je een lange brief, want ik heb geen tijd voor een korte'. Dat geldt wat mij betreft ook voor eenvoudige taal. In een met zorg geschreven fictionele eenvoudige tekst sluipt de poëzie vanzelf. |
|
| |
---|
|
| ... Poëtische taal laat ruimte voor interpretatie. Ook in kinderboeken vind ik dat van belang. Als een kind af en toe iets mist van de verhaallijn of de bedoelingen van de schrijver, of iets op zijn eigen manier interpreteert, vind ik dat geen enkel bezwaar. Niet alles is te begrijpen, in een tekst valt ook veel te voelen. Ook ritme kan kracht geven aan eenvoudige taal. Herhaling van woorden, korte zinnen, af en toe rijm, het voelt poëtisch en leest prettig. |
|
|
---|
|
Hoe kies je de taal en het woordgebruik in je kinderboeken? Ik schrijf graag voor kinderen die net kunnen lezen. Kinderen vanaf een jaar of zeven. Al schrijvend voel ik me even oud als mijn personages en de taal die past bij die leeftijd komt vanzelf. Ook meen ik me te herinneren hoe ik toen zelf was, en lees ik veel van andere schrijvers voor dezelfde doelgroep. Natuurlijk is het fijn, en vaak erg grappig, om kinderen in je buurt te hebben van de leeftijd waarvoor je schrijft. Voor deze doelgroep worden veel AVI-boekjes geschreven. Voor schrijvers is er per AVI-leesniveau een handleiding beschikbaar met regels: Hoeveel lettergrepen per woord, hoeveel woorden per zin, welke woorden wel en welke nog niet. Minder vrijheid dus, maar wel een uitdaging om binnen die beperkingen toch een boekje af te leveren met rijke taal en een fijn aansprekend verhaal. Voor uitgevrij De vier Windstreken rondde ik onlangs een leesboekje af voor beginnende lezers, zonder AVI, Oma is een tasje, geïllustreerd door Connie Snoek. Een spannend verhaal over de krokodillenjacht. Ik heb me verdiept in deze lieve krokodillenkleuter, in zijn wereld, zijn wensen en zijn boosheid. Toen kwamen de woorden vanzelf. En gelukkig is er ook altijd nog een redacteur die taal en woordgebruik toets aan de leeftijd waarvoor het verhaal bedoeld is. |
|
| |
---|
|
| | Heb je de vorige interviews gemist, houdt dan onze sociale media in de gaten! Met vriendelijke groet,
Anne van der Linden De Vier Windstreken [email protected] |
|
|
|
---|
|
|
| | | |
| | |
| |
---|
|
|
|
|
|
|
---|
|
|
|