Inleiding In dit arrest oordeelt het hof over stuiting van verjaring en de eis dat de afzender van de stuitingsmededeling de bewijslast heeft om aan te tonen dat de mededeling is aangekomen. Feiten Geïntimeerde in deze zaak had van 2002 tot 2004 werkzaamheden verricht voor de onderneming van appellante. Zij stuurde daarvoor declaraties, die echter onbetaald werden gelaten. In de procedure vorderde zij vergoeding van deze declaraties. Zij stelde dat zij aanmaningen had verstuurd, waarmee de verjaring zou zijn gestuit. De rechtbank had haar vordering toegewezen. In hoger beroep betwistte appellante dat zij de aanmaningen had ontvangen. Zij beriep zich op verjaring. Beoordeling Het hof wijst op art. 3:37 lid 3 BW, waarin is bepaald dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Onder welke omstandigheden de ontvangst van een schriftelijke verklaring mag worden aangenomen, wordt echter noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting gegeven. Volgens het hof ligt de bewijslast van het feit dat de verklaring is ontvangen op de afzender. Als de ontvangst wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Het hof voegt hier aan toe dat het dus niet voldoende is dat de afzender de verzending (naar het goede adres) bewijst; hij dient tevens aan te tonen dat zijn bericht ook op dat adres is aangekomen. Hierbij verwijst het hof naar het arrest HR 14 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ4104). In casu kon geïntimeerde niet bewijzen dat de aanmaningen daadwerkelijk waren aangekomen. De getuigen die zij liet horen konden alleen bevestigen dat de aanmaningen waren verstuurd. Volgens het hof was dat voor het doen slagen van haar vordering onvoldoende.
Uitspraak Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van geïntimeerde af. |