Berichten van NL-Term TiNT-dag 2017 De jaarlijkse TiNT-dag van NL-Term zal dit jaar plaatsvinden op vrijdag 24 november bij het Talencentrum Defensie van de Nederlandse Defensie Academie in Breda. Het algemene thema van deze dag is de terminologie op het gebied van veiligheid, met subthema’s als: defensie/krijgsmacht (landmacht, luchtmacht, marine) communicatie in den vreemde (tolken en vertalen, Translators without Borders) gezondheidszorg brandweer en politie burgerluchtvaart de digitale wereld (o.a. mailverkeer, sociale media, bestrijding cybercrime, identiteitsdiefstal, bescherming privacy en persoonsgegevens) veiligheidsregio’s (samenwerking en coördinatie tussen diverse openbare diensten, rampenplannen, rampenbestrijding) terrorismebestrijding Deze TiNT-dag is bedoeld voor belanghebbenden en geïnteresseerden op het gebied van terminologie en vaktaal, zoals diensten, bedrijven, instellingen, tolken en vertalers en docenten tolken en vertalen. Meer informatie en het programma vindt u te zijner tijd op de website van NL-Term. 20-jarig jubileum NL-Term In 2017 bestaat NL-Term 20 jaar. NL-Term wil dit jubileum feestelijk gedenken door een lustrumviering met een interessant programma te organiseren op vrijdag 10 november in Antwerpen. Daarnaast publiceert NL-Term een populariserend boek over Nederlandstalige terminologie met de bedoeling terminologie dichter bij het brede publiek te brengen en op de kaart te zetten. Dit boek wordt uitgegeven door Amsterdam University Press en zal tijdens de lustrumviering officieel worden gepresenteerd en aangeboden. Het zal eenendertig onderhoudende bijdragen bevatten van bekende Nederlanders en Vlamingen, zoals Hans Dorrestijn, Kristien Hemmerechts, Ernst Hirsch Ballin, Ionica Smeets en Ignaas Devisch. Meer informatie en het programma vindt u te zijner tijd op de website van NL-Term. Uitreiking Lofprijs der Nederlandse taal 2017 Ieder jaar reikt de Stichting Nederlands de Lofprijs der Nederlandse taal uit aan instellingen of organisaties die zich hebben ingezet voor de Nederlandse Taal (zie de website). De prijs voor 2017 werd uitgereikt aan de Nederlands-Vlaamse Commissie van Mycologen, die voor 500 nieuw aangetroffen paddenstoelen in Nederland en Vlaanderen Nederlandse benamingen heeft bedacht. De uitreiking vond plaats op 15 juni in Haarlem bij Stempels. NL-Termvoorzitter Willy Martin verzorgde tijdens de uitreiking de laudatio. Die kunt u hieronder lezen. Hoe taal en mycologie elkaar ontmoetten Mijn eerste ontmoeting met de mycologie was een misverstand. Ik was aan het ontbijten in het aangename gezelschap van mijn vrouw, radio Klara en mijn krant op een van die mooie rustige ochtenden ergens in september, ergens op de grens, de overgang tussen zomer en herfst. In mijn gedachten verbleef ik weer bij dat vers, die haiku die ik ooit schreef: de woorden geoogst liggen klaar in de schuren de herfst mag komen En zie, het duurde niet lang of de woorden kwamen. Als naar gewoonte las ik bij wijze van dagopening de koppen van de krant en zo viel mijn oog op de titel “Meer zwammen in het Nederlands”. Die titel stemde mij hoopvol, want, zo dacht ik, alleen diegene die sterk in zijn taalschoenen staat, alleen hij of zij kan het zich permitteren de spot te drijven met zijn/haar eigen taal, durft het aan te schrijven dat ‘wij meer moeten zwammen in het Nederlands, meer, vaker uit onze nek moeten kletsen, zonder enige kennis van zaken moeten praten in het Nederlands’. Mijn eerste ontmoeting met de mycologie was dus een misverstand, een voorbeeld van spraakverwarring. Maar ik ging door met lezen en toen ik zag dat het niet ging om het werkwoord zwammen maar om het meervoud van het naamwoord zwam, bleef ik hoopvol en blij. Niet alleen omwille van de kracht en de rijkdom van het Nederlands om aan de biodiversiteit van het schimmel- en zwammenrijk het hoofd te bieden, maar vooral omdat ik eens te meer mocht ervaren hoe taal, hoe dus ook het Nederlands, soepel en lenig met dubbelzinnigheden weet om te springen, hoe taal met weinig veel kan doen. Het wonderlijke aan taal is immers niet zozeer dat zij ambiguïteit toelaat als wel dat zij ons in staat stelt zelf die ambiguïteit in de context op te lossen, op te heffen, met andere woorden dat wij, taaldieren, over het vermogen beschikken om die ambi- of beter die plurivalentie in de context tot één betekenis, de enige in de context passende, te specificeren. Op die ochtend in september vorig jaar ontmoette ik dus voor het eerst de mycologen en de mycologie en meteen veroverden die beide woorden een plaats in mijn hoofd, in dat web vol woorden. Zozeer zelfs dat, wanneer mijn vrouw mij naar de supermarkt stuurt om er champignons te kopen voor in de koninginnehapjes (want zo heten in Vlaanderen de kippenpasteitjes), ik ze tussen de cantharellen en de shiitakes en de oesterzwammen zie opdagen. Let wel, mijn vrouw stuurt mij om champignons, niet om paddenstoelen. Aan dat laatste kleeft voor haar wellicht nog te veel de reputatie van de pad en de diverse kwade eigenschappen die aan dat dier werden en worden toegeschreven. Hoewel, bij mij roepen paddenstoelen eerder het tegenovergestelde op: zie ik de lange steel met daarop de rode hoed met witte stippen, ben ik weer helemaal in een sprookjeswereld beland, tegenwoordig heet dat: in een andere framing terechtgekomen. Overigens, naarmate ik verder las in de krant, kwam ik alsmaar meer in die wereld terecht: buikig schoorsteentje, exotisch reikhalsje, pronkhertenzwam, gezellig mestvaasje, prachtgordijnzwam etc. Zo werd onze ontmoeting steeds intenser, want ik voelde mij nu niet langer meer als taalkundige, meer bepaald, als terminoloog, aangesproken, maar als dichter. Het ging mij niet meer om het louter benoemen van de dingen, maar om de dingen opnieuw, op-nieuw, te zien. Een beetje als een kind dus dat de wereld rondom zich op-nieuw maakt, niet over zilverpapier, maar over spiegelpapier spreekt en van oma niet als van een grote mens maar als van een grote meis (oma is immers geen meisje meer). Kortom, ik voelde mij vooral aangesproken als taalgebruiker die plezier beleeft aan de creativiteit van de taal. En zo werd 9 september 2016 een dag als geen ander, een dag waarop wetenschap (mycologie als de wetenschap van schimmels en zwammen), terminologie (de wetenschap van het benoemen van concepten en objecten binnen een kennisdomein) en poëzie (het kijken naar de dingen met nieuwe ogen, met de blik van de dichter) elkaar ontmoetten en zagen dat het goed was. Dames en heren, tot nu toe heb ik u wel iets gezegd over de ontmoeting tussen drie ogenschijnlijk verschillende werelden, maar eigenlijk was mij gevraagd een laudatio te houden voor de winnaars van de lof der Nederlandse taal anno 2016. Eigenlijk was mij dus gevraagd om hier als laudator op te treden. Welnu dames en heren, volgens het woordenboek Latijn-Nederlands van collega Harm Pinkster is een laudator, een polyseem woord, een woord met meerdere, in casu drie, betekenissen: lofredenaar (+ pejoratief: vleier) getuige à décharge (zeg maar verdedigingsredenaar) en en, in cauda venenum, lijkredenaar Rara, wie van de drie denkt u dat ik ben? U hebt het begrepen, dames en heren, eigenlijk heeft een laudator, een laudatio, iets van alle drie: het gaat om een lof- en dankrede naar aanleiding van de voltooiing van een of ander werk of prestatie onder vermelding van de redenen waarom een en ander onze lof en dank verdient. Ik zal dus eindigen met een korte opsomming van die redenen, die argumenten waarom mijns inziens de commissie Nederlandse namen van paddenstoelen van de Vlaamse en Nederlandse verenigingen voor mycologie de lofprijs der Nederlandse taal anno 2016 ten volle verdient. Ik vermeld er vijf, al zullen er ongetwijfeld meer zijn. De Projectgroep Mycologie verdient de lofprijs omdat zij overtuigend aantoont dat: Het Nederlands als wetenschapstaal springlevend is tenminste als de wetenschappers dat zelf willen in het besef dat het populariseren van wetenschap een groot goed is omdat het toegang verschaft tot de kennisboom aan alle moedertaalsprekers. Samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen op het gebied van taal mogelijk is en zo tot grotere eenheid en harmonisering kan leiden. Hoewel taal van iedereen is dat niet inhoudt dat iedereen kan doen of laten wat hij of zij wil. In taal gelden regels, of het nu om algemene taal dan wel om gespecialiseerde vaktaal gaat (i.c. de nomenclatuur van zwammen). Wetenschap taal nodig heeft: zonder taal geen wereld, oftewel: taal opent de wereld voor de mens; evenzeer echter heeft taal, met name vaktaal, de wetenschappers, de domeindeskundigen nodig. Er tussen wetenschappers en dichters meer is dat hen bindt dan scheidt. Dames en heren, om dat laatste te illustreren zal ik eindigen met een gedicht, een gedicht over een paddenstoel, een gedicht van de Waals-Brabander Maurice Carême. Een gedicht dus in het Frans door mij in het Nederlands vertaald. Als ultieme blijk van mijn lof hoort u het dus tweemaal. Zo hoort dat ook bij een goed gedicht. Hier dus eerst in het Frans en daarna in onze eigen moerstaal. LES COULEMELLES J’ai vu, dans le bois noir, luire les coulemelles. On aurait dit qu’elles avaient choisi les coins Où le soleil passait à travers les sapins Pour ériger leurs fins pavillons de satin. Je ne sais quel charme étrange me retenait. Un roitelet chantait, étonnamment discret. L’ombre semblait avoir une douceur d’airelle. Et je revois, ce soir, en repensant au chien Qui me surprit si fort en aboyant soudain, Près de moi, dans le bois, luire les coulemelles. (Maurice Carême, A cloche-pied) DE PARASOLZWAMMEN Ik zag in ’t donker bos hun grote hoeden blinken. Het leek of zij die plekken hadden uitverkoren Waar ’t licht tussen de sparren door naar binnen drong, En zij hun ranke nekken nog hoger konden strekken. Ik weet niet meer wat mij het meest bekoorde. Een goudhaantje dat heel discreet een liedje zong. De schaduw die als een zachte bosbes neerviel op de grond. En nu, vanavond, terwijl ik aan de hond moet denken Die mij verraste met zijn bassen, zie ik hoe zij weer plotseling In ’t bos verschijnen en hoe hun grote hoeden blinken. (Willy Martin, vertaling van Les Coulemelles van Maurice Carême, juni 2017) Willy Martin, Haarlem, 15 juni 2017 |