jaargang 16, nummer 4 Beste lezer, Dit is de nieuwe Nieuwsbrief Terminologie, waarin u informatie vindt over actuele zaken op terminologiegebied, zoals nieuws en evenementen. Eerdere nieuwsbrieven vindt u hier. Reacties en tips zijn welkom. Als u deze nieuwsbrief niet meer wilt ontvangen, kunt u zich als volgt uitschrijven: klik op de link 'inschrijving of gebruikersprofiel bijwerken' onderaan in deze nieuwsbrief. U ontvangt een e-mail met een link om uw voorkeuren bij te werken. Klik op deze link, vink 'Terminologienieuwsbrief' uit en klik op 'voorkeuren bijwerken' om te bevestigen. Vriendelijke groet, Het redactieteam van het INT Contact: Dirk Kinable +31 (0)71 527 24 89 [email protected] www.ivdnt.org |
|
|
Terugblik TiNT 2024 Op 7 en 8 november laatstleden vond in Breda het jaarlijkse TiNT-evenement plaats met dit jaar een tweedaagse editie onder het thema ‘Taalbeleid in het hoger onderwijs en de impact op professioneel taalgebruik en Nederlandstalige terminologie’. TiNT staat voor: Terminologie in het Nederlandse taalgebied. Hieronder vindt u een samenvatting van een aantal centrale standpunten die werden vertolkt in de lezingen van verschillende sprekers. Internationalisering en de invloed van het Engels op Nederlandse en Vlaamse hogeronderwijsinstellingen Een algemene tendens die zich in de Europese Hogeronderwijsruimte (EHOR) voltrekt, is de internationalisering en de daarmee gepaard gaande verengelsing van het onderwijs. Debet daaraan zijn verschillende factoren. Voor Nederland liet zich aanvankelijk alvast een idealistisch streven optekenen vanuit de gedachte aan verrijking van het leven, van ontwikkeling over de grenzen heen en van kennis en ontmoeting. Ook gedrevenheid voor Europese eenwording waarvan de harmonisering van het onderwijs sinds de Bologna-verklaring (1999) een concrete manifestatie vormt, heeft bijgedragen aan de internationalisering sinds de jaren ’90. Soortgelijk gedachtegoed spreekt uit grootschalige uitwisselingsprogramma’s voor het Europees hoger onderwijs zoals het Erasmus-project. Sinds 1998 ontstonden in Nederland ook University Colleges die Engelstalige opleidingen in ‘liberal arts’ naar Amerikaans model aanbieden. Het besef van economische belangen bij die internationale ontwikkeling voor internationaal georiënteerde landen zoals Nederland fungeerde dan weer als de nodige materialistische drijfveer. Langzaam maar zeker echter werden de uitdagingen zichtbaar van een steeds toenemend aantal Engelstalige colleges. Bezorgdheid ontstond over de kwaliteit van het onderwijs in het Engels door niet-moedertaalsprekers. De grote toeloop van buitenlandse studenten leidde tot overvolle aula’s, fors toegenomen werkdruk op docenten die de onderwijskwaliteit in het gedrang bracht en toenemende huisvestingstekorten. Het besef dat het Nederlands als academische taal onder druk kwam te staan, baarde zorgen, evenals de beheersing van het Nederlands door afgestudeerden. Toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor Nederlandstaligen, en zeker voor studenten met een migratieachtergrond die al een taaldrempel hadden, werd gaandeweg bedreigd door Engelstalig onderwijs. Vragen riepen ook de hoge kosten op die mee door de belastingbetaler moeten worden opgebracht, terwijl de blijfkans van buitenlandse afgestudeerden beperkt of gering bleek. De verengelsing die oorspronkelijk vanuit ideële motieven plaatsvond en zich richtte op studies waarvoor dat een meerwaarde had zoals de internationale omgeving waarin een vakgebied zich aanbood, spreidde zich uit naar andere instellingen en riep vragen op naar limieten en aanvaardbaarheid. Deze problematiek van verengelsing speelt zowel in Nederland als in Vlaanderen maar vooralsnog op een andere schaalgrootte en deels gepaard gaande met verschillende overwegingen. De cijfers spreken voor zich (de zwarte cijfers betreffen de Nederlandse situatie, de blauwe hebben betrekking op Vlaanderen). We bespreken eerst de Nederlandse situatie en belichten nader de oorzaken aangehaald in de congreslezingen. Nederland De Nederlandse cijfers zijn ongezien in Europa. Buiten natuurlijk Engeland en Ierland is Nederland met driekwart van de masters helemaal in het Engels absolute koploper in het aantal Engelstalige opleidingen. Van de bachelors is 29 % volledig Engelstalig en 18 % gemengd Nederlands-Engels, zodat de helft van de bacheloropleidingen geheel of gedeeltelijk in het Engels wordt gedoceerd. In Nederland werd de internationalisering een doel op zich, niet zozeer om de studenten verder te brengen maar om het voortbestaan van de instelling te garanderen. Nederland kent een uitstroomfinanciering (uitgereikte diploma’s dan wel gegenereerde ECTS). Reeds 18 jaar op voorhand is het aantal studenten binnen de eigen landsgrenzen stabiel te berekenen in combinatie met realistische gemiddelde percentages van aantallen jongeren die een hogere opleiding volgen. Is extra aandeel dus niet te halen binnen Nederland, dan stimuleren de financieringswijze en de concurrentie tussen hogeronderwijsinstellingen het aantrekken van buitenlandse studenten om het eigen aandeel te behouden en groei te creëren. De toestroom van studenten van binnen en buiten de EU vergt een opheffing van taalbarrières en noopt tot een keuze voor Engels als lingua franca. De wijze van bekostiging van het hoger onderwijs heeft een vereconomisering ervan bewerkstelligd en een rendementsdenken aangewakkerd. De ambitie van universitaire bestuurders om een internationaal leidende rol op te eisen via de internationalisering van de wetenschappelijke staf, versterkte dit proces. Soms wordt gedacht dat deze ontwikkeling ingaat tegen de hoofdregel van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW- 1992). Inderdaad stelde een rapport van de Inspectie Hoger Onderwijs (2018) dat bijna de helft van de Nederlandse instellingen niet in orde is met de taalwetgeving en dat bij de anderen vaak de motivering voor het gebruik van het Engels zeer minimaal is en de op te stellen gedragscode zeer oppervlakkig. Toch handelen instellingen niet in strijd met de wet en is er dus ook geen handhavingskwestie. Artikel 7.2., lid c biedt immers volop ruimte om niet-Nederlandstalig onderwijs aan te bieden:
Feit is echter dat ook een beweging op gang is gekomen die de verengelsing wil terugdringen en die zich manifesteert in de beoogde wijzigingen van de onderwijswetgeving. Het wetsvoorstel voor de Wet Internationalisering in Balans (WIB - 2023) voorziet weliswaar in de mogelijkheid om anderstalige opleidingen in te richten maar volgens een doelmatigheidsargument waarbij de noodzaak van de Engelstaligheid moet worden onderbouwd op basis van (1) regionale omstandigheden, meer bepaald wanneer men in een krimpregio zit, (2) van een noodzaak van Engelstaligheid om een arbeidsmarkt te kunnen bedienen, (3) internationale uniciteit van een opleiding en (4) de internationale positionering van een opleiding of traject. Het overleg daarover loopt nog. Verdere aanscherping door de minister van OCW vond recent plaats in een Kamerbrief van 15-10-2024 die over punten (1) en (2), toegestaan als uitzonderingsgrond, stelt dat deze op zich onvoldoende zijn en niet de enige grond kunnen zijn. Punt (3) geldt alleen wanneer er slechts één opleiding in Nederland is die dreigt te verdwijnen bij overschakeling naar het Nederlands. Internationale positionering van een opleiding of traject wordt strikt gehandhaafd en dubbeltalige tracés zijn niet toegestaan. Nederlandse universiteiten leven nu volgens de WHW die veel ruimte laat voor internationalisering en verengelsing en gevolgd is door pogingen van de wetgever om dit te reguleren, zij het vooralsnog met weinig concrete resultaten. De Nederlandse minister verwijst in zijn Kamerbrief van 15-10-2024 ook naar het Vlaamse stelsel dat “laat zien dat het handhaven van Nederlands als norm de kwaliteit en reputatie van instellingen niet in de weg hoeft te staan” en zegt daarmee zoveel als dat men in het Nederlandse stelsel grootscheeps kan overgaan op Nederlandstalig onderwijs. Vlaanderen In Vlaanderen acht men een dominantie van het Engels in het hoger onderwijs zoals die in Nederland bestaat onwenselijk. Dat laat zich mede verklaren door de historische achtergrond. In de taalstrijd tegen het Frans als taal van de cultuur en de elite werd de Universiteit van Gent in 1930 de eerste Belgische universiteit waar exclusief in het Nederlands onderwijs werd verstrekt. In Leuven voltrok zich de vernederlandsing met de opsplitsing van de universiteit in 1968. In Vlaanderen, veel meer dan in Nederland, beschouwen universiteiten het als een belangrijke taak om het Nederlands te beschermen als cultuurtaal en academische taal, en leggen ze een grotere terughoudendheid aan de dag tegen ongebreidelde verengelsing. Er bestaat in Vlaanderen bovendien een strenge taalwetgeving. Deze voorziet onder meer in een beperking van het aantal bacheloropleidingen die in het Engels gedoceerd mogen worden tot 9 procent maximum, en legt voor de masters een maximum op van 35 procent Engelstalige opleidingen. In Vlaanderen bedraagt het aantal Engelstalige bacheloropleidingen slechts 6,7% en voor de masters 27,5%. Voorstanders van de vigerende wetgeving zien in deze beperkte verengelsing een bewijs dat de restrictieve wetgeving wel degelijk werkt en Nederlandse toestanden heeft voorkomen. Tegenstanders interpreteren het feit dat de maxima niet zijn bereikt als bevestiging dat de restrictieve wetgeving onnodig is, en pleiten voor versoepeling van de bureaucratische regels en voor internationalisering met respect voor onderwijs in de eigen taal. Taalbeleid in de praktijk Hoe kunnen universiteiten of hogescholen in een onderwijslandschap met toenemende verengelsing opereren? Op het TiNT-congres gaven een drietal hogeronderwijsinstellingen centraal inzage in hun werkwijze, respectievelijk, beoogde of gewenste aanpak. Universiteit Utrecht De Universiteit Utrecht ziet zich geplaatst in een kader van snel wisselend overheidsbeleid en vond in de wet Taal en Toegankelijkheid (WTT - 2019) – een wetsvoorstel dat een taalbeleidsplan eiste van universiteiten – een impuls om een grondig plan uit te werken. De Universiteit Utrecht wil zich baseren op het taalbeleid van de EU: “Multilingualism, in the EU’s view, is an important element of Europe’s competitiveness. One of the objectives of the EU’s language policy is therefore for every EU citizen to master two languages in addition to their mother tongue.” Als bewust tweetalige universiteit die Nederlands en Engels hanteert in onderwijs, bestuur en onderzoek, beoogt de Universiteit Utrecht een transparant beleid. Waar de vroegere WHW universiteiten toestond om het taalbeleid naar believen te interpreteren, wil de Universiteit Utrecht het taalgehalte van de opleidingen helder definiëren volgens de 1/3-regel: N= 0% Engelstalig onderwijs, N (+E)= maximaal 33,3% Engelstalig onderwijs, E (+N)= meer dan 33,3% Engelstalig onderwijs, en E= 100% Engelstalig onderwijs. Op cursusniveau bepaalt de toetsingstaal de talige categorisering van de cursus en wordt een rekenformule gehanteerd voor de weging van verplichte en keuzecursussen. Waarom men in een bepaalde categorie valt, moet worden beargumenteerd. Organisatorisch moeten uitdagingen worden opgelost op het vlak van voldoende inclusiviteit voor staf en studenten, zonder ééntalig Nederlands of Engels te worden, en op het vlak van de tweetalige begeleiding van studenten en staf. Adviezen zijn om, binnen het kader van de wet te blijven, het voortouw te nemen in de zelfregie (waardoor de overheid soms volgt), een taalbeleid vast te leggen en een bestuurlijk bruikbaar kader en visie te ontwikkelen die draagvlak creëren binnen de universiteit(en). Universiteit Gent Voor Vlaanderen werd als casus de benadering van de UGent gepresenteerd. De Gentse universiteit telt 50.000 studenten, verspreid over 200 opleidingen waarvan ca. 50 bacheloropleidingen en zo’n 150 masters. Van de initiële bachelors is er slechts één Engelstalig en van de masteropleidngen zijn er 69 Engelstalig en de andere Nederlandstalig. De onderwijsactiviteiten binnen de UGent in het kader van de doctoraatsopleiding zijn overal in het Engels evenals het gros van de proefschriften, hoewel deze laatste steevast voorzien worden van een Nederlandstalige samenvatting. In 2017 is een talenbeleidsnota ontstaan die niet is ingegeven vanuit internationalisering maar vanuit de gedachte aan diversiteit en inclusie. Belangrijk is het streven naar incorporatie in het onderwijsbeleid, zodat taalvaardigheden, zowel voor het Nederlands als het Engels, worden geïmplementeerd, onder meer op het vlak van academische schrijfvaardigheden en verwachte eindcompetenties. Ook voor docenten worden niet-verplichte vormingen aangeboden om te voldoen aan het vaardigheidsniveau om kwaliteitsvol onderwijs te verzorgen. Verder vaardigt elke faculteit een taalantenne af naar de werkgroep Taalbeleid. Er is een website taaladvies beschikbaar in het Nederlands en het Engels. Opleidingen kunnen ook ondersteuning krijgen om een taalvaardigheidsleerlijn uit te werken, zowel voor spreken, schrijven, luisteren als lezen om dit te implementeren en te optimaliseren. Verder biedt Ufora een elektronische leeromgeving met leerpaden. Dat kan gaan over academisch schrijven of de aanpak van een masterproef. Ook wordt er basistraining voor docenten of assistenten aangeboden waarin taalondersteuning en taalbegeleiding aan bod komen. Globaal wil de UGent een taalbeleid dat niet louter kwantitatief wordt bepaald maar mogelijkheden biedt om zelf contextspecifiek en pragmatisch keuzes te kunnen maken. De bedoeling is om zich daarbij te richten op adviezen van het rapport ‘Language matters’. De link daarnaar vindt u hier. Kernpunten daarvan (p. 86 e.v.) zijn een tweesporenbeleid waar Nederlands onbetwist de primaire taal blijft maar waar vreemde talen een duidelijke, vanzelfsprekende plaats hebben, alsook taalregelgeving met een onderscheid voor de drie kerntaken van universiteiten, dus voor bestuurstaal, onderzoekstaal en onderwijstaal. Verder is een expliciet taalbeleid noodzakelijk op het niveau van de instellingen, waarbij de zorg voor de verdere uitbouw van het Nederlands als academische taal gecombineerd wordt met de ambitie om door het gebruik van kwaliteitsvol Engels invloed te hebben in de internationale academische context. Tevens verdient het aanbeveling dat de overheid in haar taalregelgeving het hele hoger onderwijs betrekt, ook de hogescholen dus voor de professionele bachelors. De kernboodschap is dat er een noodzaak bestaat aan een expliciet taalbeleidsplan dat effectief onderdeel is van de interne kwaliteitszorg. Taalcompetenties zijn als leerdoelen in elke opleiding te definiëren en over het taalbeleid moet worden gerapporteerd via de instellingsreview. Termportalen (Noorwegen) Naast de Nederlandse en Vlaamse inbreng vertolkte een presentatie uit de universiteit van Bergen nog een internationale stem in het kapittel, specifiek gericht op terminologie. Recenter zijn verschillende wetten, aktes en amendementen in voege getreden voor het taalbeleid van het Noors, zijn varianten Nynorsk en Bokmål en voor de ontwikkeling van talen voor speciale doeleinden. De overheid expliciteert daarin duidelijk wat zij van universiteiten en hogescholen verwacht. In dat kader is in Bergen ook Termportalen actief, een gratis toegankelijke technologische infrastructuur voor terminologie waarin hogeronderwijsinstellingen maar ook instanties als ministeries of standaardiseringsorganisaties termmateriaal kunnen invoeren. De staf bestaat uit een hoofddocent, twee terminologen die na een forse budgetverhoging versterkt zullen worden met nog drie terminologen, en ondersteunend personeel. Momenteel bevat Termportalen zo’n 280.000 concepten en 26 gepubliceerde termenbanken, opgedeeld over vijf grote domeinen (natuurwetenschappen en technologie, geesteswetenschappen, maatschappijwetenschappen, zorg en welzijn, economie en administratie). Uitbreiding met andere gebieden wordt geleidelijk beoogd. Doorgaans zijn de termenbanken tweetalig Noors-Engels. De verwerking van de termen gebeurt in overleg met teams van vakexperten. Zij zijn immers het meest vertrouwd met de termen en hun definities. Het verwerkingssysteem is ontworpen volgens ISO-standaarden en interoperabel met andere Europese systemen. Veel termenbanken zijn ontwikkeld binnen en met het oog op hoger onderwijs maar ook andere terminologische databases zoals de Noorse versie van de internationale medische termenbank SNOMED-CT worden gepubliceerd. In de strijd tegen domeinverlies door verengelsing heeft Noorwegen daarmee gekozen om zijn taalbeleid te ondersteunen met een terminologisch fundament. Analoog voor het Nederlandse taalgebied pleitte een TiNT-lezing van een van de Gentse sprekers expliciet voor de noodzaak om ook in het Nederlands de nodige termen voorhanden te hebben en hierrond een dynamisch beleid te voeren, zodat niet alles wat vakinhoudelijk in een tekst belangrijk is, wordt doorgeschoven naar een vreemde taal. In het kader van de maatschappelijke impact van het taalbeleid onderstreepte deze presentatie dat de afgestudeerden ook op de lokale arbeidsmarkt moeten kunnen functioneren en dat er geen kloof mag ontstaan met de omringende maatschappij, waarbij afgestudeerden hun kennis en wijsheid niet meer kunnen communiceren op de werkvloer. Niet zozeer leenwoorden zijn daarbij zorgwekkend, maar wel domein- en prestigeverlies waarbij een taal wordt geweerd of minder wordt gebruikt in de openbare ruimte of in een aantal communicatieve situaties, zeker als deze met invloed of macht zijn verbonden zoals bijvoorbeeld het hoger onderwijs. Deze en andere informatie uit de lezingen van TiNT 2024 kunt u hier nog eens nalezen via de powerpoints |
|
Nieuws Tolken en terminologie: een kijk op mondelinge meertaligheid in EU-verband Auteur: Marc van Dommelen - Hoofd sector documentatie en terminologie - Directoraat-Generaal Tolken Talen en de Europese Unie: ze zijn van meet af aan met elkaar verbonden geweest. De allereerste verordening die de Raad van Ministers aannam, Verordening nr. 1 van 1958, betrof het gebruik van de talen in de toenmalige Europese Gemeenschappen. Sindsdien worden Europese wetgeving en officiële documenten in de 24 ambtstalen van de EU vertaald, en wordt er simultaan getolkt in de belangrijkste EU-vergaderingen, zoals Europese Ministerraden, vergaderingen van het Europees Parlement, of in procedures voor het Europese Hof van Justitie. Het Directoraat-Generaal Tolken van de Europese Commissie (DG SCIC) verzorgt vertolking voor vergaderingen van de Commissie zelf, maar de tolken van DG SCIC werken ook voor de Raad van de Europese Unie en voor vele andere EU-instanties. Het Directoraat-Generaal Tolken is veruit de grootste tolkendienst ter wereld, met ruim 450 tolken in vaste dienst en zo’n 2000 geaccrediteerde freelancetolken die aanvullende behoeften dekken. Daarnaast zijn er nog twee EU-instellingen die een eigen tolkendienst hebben, nl. het Europees Parlement en het Europese Hof van Justitie. De rol van tolken is fundamenteel voor de communicatie in een meertalige omgeving, en om iedere deelnemer aan het democratische besluitvormingsproces, of iedere partij bij een rechtszaak, dezelfde kansen te bieden als alle anderen. Elke minister die deelneemt aan een EU-Ministerraad kan het woord nemen in de eigen taal en ook naar de vertolking in die taal luisteren, zodat er in principe vertolking is van en naar alle 24 officiële talen van de EU. Door de band genomen organiseert DG Tolken tussen de dertig à veertig vergaderingen met vertolking per dag. Uiteraard hebben niet al die vergaderingen een volledig talenstelsel met alle EU-talen. Zo vergadert de Europese Commissie (het College van Commissarissen) in drie werktalen, nl. Engels, Frans en Duits. Bij vergaderingen op technisch niveau geldt de regel dat de organisator enkel de talen aanvraagt waaraan een reële behoefte bestaat voor een vlotte communicatie. Sommige EU-bijeenkomsten zijn uitermate politiek van karakter, maar sommige vergaderingen zijn ook zeer technisch. Denk maar aan de rechtszaken tussen de Commissie en Apple over de rol van de App-store en het Europees mededingingsrecht, bezoeken van EU-inspecteurs op boerderijen waar varkenspest heerst, of vergaderingen over Europees faillissementsrecht. Tolken zijn in de eerste plaats linguïsten, maar als tolk moet je nieuwsgierig zijn naar alles wat je op je bord kunt krijgen, van pulsvisserij in de Waddenzee en de stikstofproblematiek, tot de Europese begroting en de oorlog in Oekraïne. Tolken zijn dus ook generalisten. Toch zijn de onderwerpen die aan bod komen zo divers en zo specifiek, dat tolken zich in detail voorbereiden voor elke vergadering waarvoor ze worden ingezet. Hoe gaat dat in zijn werk? In EU-verband krijgen de tolken vrijwel altijd van tevoren de agenda en de belangrijkste documenten die aan bod komen in de vergaderingen waarin ze werken. Dit ziet er als volgt uit in de digitale werkomgeving van DG SCIC (klik op de afbeeldingen om een vergroting te bekijken):
Bij formele gelegenheden of grote conferenties hebben sprekers vaak een beperkte spreektijd, en lezen ze van tevoren uitgeschreven speeches op. Dit zadelt de tolken op met een extra probleem, omdat een voorgelezen toespraak veel meer informatie bevat dan een vrij uitgesproken rede van dezelfde duur. Daarom is het voor de tolken van groot belang de tekst van de speech te kunnen inzien, al was het maar net voordat de spreker begint. Natuurlijk komt het ook vaak voor dat de spreker afwijkt van de tekst; eigenlijk is het voor de meeste tolken niet zo’n probleem om bij zo’n zijsprongetje of zodra er iets verandert ten opzichte van de geschreven tekst, snel over te schakelen op de auditieve input. Het leidt in de cabine af en toe tot enige hilariteit als de spreker twee keer dezelfde pagina opleest, pagina’s overslaat of de verkeerde woordmelding opleest. Naast de agenda, speaking notes en discussiestukken beschikken de tolken van DG SCIC over verschillende gegevensbanken en instrumenten om technische termen op te zoeken. De belangrijkste gegevensbank is IATE, de grootste terminologiegegevensbank ter wereld, waaraan alle EU-vertaal- en tolkendiensten meewerken. Tolken maken veel gebruik van instrumenten die voor de vertaalwereld zijn ontwikkeld, maar hebben ook hun eigen specifieke behoeften, zoals razendsnel termen kunnen opzoeken in de cabine. De optie Interpreters’ view presenteert de IATE-zoekresultaten op een overzichtelijke manier, zodat men in één oogopslag de gezochte term vindt.
Een ander verschil met het werk van de vertaler betreft het aantal brontalen. Terwijl vertalers van één brontaal naar één doeltaal vertalen, werken de meeste EU-tolken uit vier à vijf brontalen naar één doeltaal, de moedertaal (er zijn ook tolken die meer dan één doeltaal hebben). Ook geven tolken veelal de voorkeur aan korte termen als ze de keuze hebben, dus “derdelanders” in plaats van “onderdanen van derde landen”, en “finaliteitsrichtlijn” in plaats van “richtlijn betreffende het definitief karakter van betalingen.”. Qua register en stijl is er geen verschil met het werk van de vertaler: de tolk behoort getrouw de stijl en het register van de spreker om te zetten naar de doeltaal en daarbij rekening te houden met de bedoeling van de spreker bij het kiezen van bepaalde zinswendingen. Natuurlijk vindt de tolk niet altijd een-twee-drie een perfect equivalent van een bepaalde zinswending, maar onze taal biedt genoeg mogelijkheden om de bedoeling van de spreker toch getrouw weer te geven. Bij idiomatische uitdrukkingen kan het bijvoorbeeld ook leuk zijn voor de toehoorder om die letterlijk te vertalen. Interne gebruikers met een IATE-account kunnen bovendien documenten verrijken met terminologiedata via de Term Recognition Module. Op deze manier krijgt men tijdens het lezen terminologische informatie in bron- en doeltaal.
Sinds jaar en dag gebruiken tolken eigen glossaria op papier of in elektronisch formaat, en het kleine SCIC-terminologieteam, dat wordt bijgestaan door een dertigtal tolken om in alle talen te kunnen werken, beheert ook een vijfhonderdtal thematische terminologiecollecties die tolken kunnen raadplegen. De tolken gebruiken deze collecties, die trouwens voor iedereen toegankelijk zijn (typ SCIC in het zoekveld onder het tabblad Search by collection), vooral voor zeer technische vergaderingen, bijvoorbeeld over visserij, veterinaire zaken, en juridische of financiële aangelegenheden.
In IATE kunnen tolken ook persoonlijke glossaria (bookmark lists) creëren, die het systeem bewaart en linkt aan de persoonlijke account, en die tolken ook met elkaar kunnen uitwisselen. Om hier als niet-EU-tolk gebruik van te kunnen maken moet je uiteraard je eigen IATE-account hebben. DG SCIC heeft ook een eigen tool voor de uitwisseling van informatie tussen tolken, de Meeting Blog. Met de Blog kunnen tolken informatie over een bepaald onderwerp of over een bepaalde vergadering doorspelen aan collega’s die in dezelfde vergadering werken, of ook aan collega’s die op een later tijdstip in dezelfde groep zullen werken. Vaak betreft het terminologische informatie, maar het kan ook gaan om praktische zaken, zoals informatie over de onderwerpen, of artikelen uit een wettekst, die de desbetreffende groep op de volgende vergadering zal bespreken.
Uiteraard hebben de 450 SCIC-tolken elk hun eigen achtergrond. Sommige tolken zijn van huis uit jurist, anderen econoom of bioloog, en velen zijn tolk geworden via een opleiding aan een tolkenschool. Om rekening te houden met de uiteenlopende achtergrond van eenieder en om tolken in staat te stellen zich te specialiseren in bepaalde onderwerpen, kunnen tolken een voorkeur aangeven voor bepaalde onderwerpen. Afhankelijk van het gekozen profiel worden deze tolken dan ingezet in vergaderingen over bijvoorbeeld juridische of economische onderwerpen. SCIC-tolken zijn dankbare gebruikers van vertaal- en terminologie-instrumenten die het Directoraat-Generaal Vertaling van de Europese Commissie heeft ontwikkeld. Aangezien de vergaderdocumenten die de tolken ontvangen vaak niet zijn vertaald, maken vele tolken gebruik van eTranslation, de automatische vertaaldienst van de Europese Commissie, om de documenten in de eigen taal te kunnen lezen. Computervertalingen zijn weliswaar niet perfect, maar meestal goed genoeg om een idee van de gespreksmaterie te kunnen krijgen in de eigen taal. Een andere veel door tolken gebruikte tool van DG Vertaling is Euramis, de gegevensbank waarin vertalers vertaalde segmenten opslaan met de CAT-tool die ze gebruiken voor hun werk. In vergelijking met IATE heeft Euramis als voordeel dat termen direct in hun context worden geplaatst in de geselecteerde talen. Euramis is alleen toegankelijk voor intern EU-personeel.
Naar analogie van de CAT-tools (Computer Assisted Translation) voor vertalers bestaan er tegenwoordig ook een aantal CAI-tools (Computer Assisted Interpreting), zoals InterpretBank of Interpreters’ Help. Deze tools bieden een aantal zeer interessante opties voor tolken, zoals named entities recognition en automatische herkenning van cijfers. Deze tools zijn gekoppeld aan terminologiedatabanken, zodat de tolk die deze tools gebruikt, op het computerscherm voor zich de vertaling van technische termen, namen van plaatsen, instanties of personen, en ook cijfers ziet verschijnen. Binnen de Europese Commissie worden deze tools nog niet gebruikt, voornamelijk om redenen van vertrouwelijkheid van de gegevens die de tool doorgeeft aan de centrale gegevensbank. DG SCIC is wel bezig een eigen CAI-tool te ontwikkelen in samenwerking met de Universiteit Gent. De grootste verandering die de tolkenwereld de afgelopen jaren heeft doorgemaakt had overigens niet zozeer met terminologie of automatische vertaling te maken. Sinds de COVID-pandemie bestaan er vergaderplatforms die opties voor simultaanvertaling voor onlinevergaderingen aanbieden, zoals Interactio, Webex en Zoom. Deze platforms bieden varianten aan met een groot aantal audiokanalen en betere geluidskwaliteit dan de standaardversie. Ondertussen vindt binnen de Europese Commissie een aanzienlijk deel van de vergaderingen met vertolking op deze platforms plaats. De Raad van de Europese Unie heeft daarentegen om uiteenlopende redenen dan weer de keuze gemaakt om de meeste vergaderingen met vertolking in Brussel te blijven houden. Desalniettemin is tolken, zeker in vergelijking met vertalen, grotendeels het ambachtelijke beroep gebleven dat het was toen simultaanvertaling voor het eerst werd gebruikt in de processen van Neurenberg. In de cabine is de tolk nog steeds voor een aanzienlijk deel aangewezen op de eigen taalkundige bagage en kennis, wat niet wegneemt dat een goede voorbereiding voor elke tolk van levensbelang is. Met deze combinatie van technologie, voorbereiding en taalkundige vaardigheden zorgen de tolken van de Europese Commissie ervoor dat de stemmen van de EU worden gehoord en begrepen, ongeacht de taal. Tolken voor Europa Home | Knowledge Centre on Interpretation |
|
Taal in transformatie Eind november vond in het Huis van het boek in Den Haag de presentatie plaats van een nieuwe publicatie van Frieda Steurs met als titel ‘Taal in transformatie. Technologie, economie, en de kracht van generatieve AI’. Zoals de titel aangeeft, vormt taal het centrale thema van het boek. De uitwerking hiervan krijgt zijn beslag in beschouwingen over relaties tussen taal en Nederlands in het bijzonder en de snel veranderende werkelijkheid. Doelstelling van het boek is om via de behandelde aspecten een stand van zaken te schetsen. Het resulterende, meer omvattende beeld noopt meermaals tot heroverweging en aanpassing van gangbare zienswijzen. Taal en economie Het eerste hoofdstuk laat zien hoe de oude, vooral nog filologisch gekleurde opvattingen over taal- en letterkunde of toegepaste taalkunde eigenlijk niet meer houdbaar zijn. Vanuit genoemde optiek zou de studie van deze vakgebieden weinig economische relevantie hebben. Veeleer echter is het tegendeel waar. Aan de hand van tal van concrete voorbeelden maakt ‘Taal in transformatie’ gaandeweg duidelijk hoe taal en economie hand in hand gaan. De schaalvergroting en vaak zelfs mondialisering van afzetmarkten, zowel voor materiële producten als diensten, en verschuivingen naar een kenniseconomie hebben de behoefte aan meertalige communicatie en dienstverlening exponentieel vergroot. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot het ontstaan van een taalindustrie, een verzamelnaam voor de economische activiteiten die verband houden met talige processen en diensten. Onder de gemeenschappelijke noemer ‘communicatie’ gaat het om zowel niet-technologische oplossingen zoals vertalen, tolken, editeren, lokaliseren, talen leren, als technologische waaronder machinevertaling, computerondersteund vertalen, computerondersteund talen leren, videoconferenties met tolken, meertalige zoekmachines, datamining, de bouw van meertalige terminologiebanken enz. Aan het vak ‘technisch schrijven’ dat voorziet in talloze soorten van schriftelijke documentatie op technisch, medisch en wetenschappelijk vlak, en dat een sterke opleidingsbasis heeft in Duitsland, wijdt het boek een apart hoofdstuk (p. 171 e.v.). De groei en bloei van onderricht dat taalprofessionals opleidt vanuit een economisch en communicatief standpunt, is een logische evolutie in deze veranderende wereld. Glokaliseren Een ander standpunt dat in aanmerking komt voor herziening, betreft de overtuiging dat ‘english only’ een reële optie zou zijn in het kader van een steeds internationalere maatschappij en economie. Zo haalt deze studie rapporten aan met aanbevelingen om te investeren in meertaligheid en met verwijzingen naar de negatieve bedrijfseconomische gevolgen van een eentalige strategie. Vele bedrijven volgen dan ook eerder een spoor dat zich laat typeren aan de hand van het economische concept ‘glokaliseren’: een product internationaal in de markt zetten (globaliseren), en het aanpassen aan de lokale markt (lokaliseren) door productvertaling en culturele aanpassing aan specifieke landen, regio’s, culturen of groepen om zo rekening te houden met verschillen tussen de markten. Specifieke taalstrategieën blijken nodig om buitenlandse markten te winnen. Lexicon en investeren in terminologie Om deze communicatie tot stand te brengen en te stroomlijnen is inzicht nodig in het lexicon van een taal en haar verschillende taalregisters. Dit boek ziet deze niet langer als statische, onderscheiden categorieën. Het gaat uit van een andere zienswijze, namelijk een continuüm tussen algemene taal en vaktaal dat dynamisch evolueert onder invloed van een veranderende wereld. Parallel met de technologische en andere innovatieve ontwikkelingen die onze samenleving omvormen tot een kenniseconomie, evolueert immers ook de taal (p. 89). Nieuwe ontwikkelingen en producten laten beide sporen na in het lexicon door de noodzaak om nieuwe begrippen te benoemen. Vaktaal en algemene taal vertonen daarbij een sterke interactie. Het onderscheid tussen vakexterne en vakinterne woorden zorgt hier voor verduidelijking (p. 86 e.v.). Vakinterne woorden zijn termen die een specifiek begrip aanduiden binnen een vakgebied en die alleen worden gebruikt door vakspecialisten. De vakexterne daarentegen komen uit een vakgebied maar kunnen na enige tijd in de algemene woordenschat overgaan, wanneer een technologie of een ontwikkeling geheel ingeburgerd raakt bij het grote publiek. Omgekeerd kan de dynamiek van taal ook de tegengestelde richting uitgaan, wanneer termen worden ontleend aan de algemene woordenschat en een specifieke betekenis krijgen in een vakgebied. Voor particuliere instanties zoals bedrijven of voor openbare overheidsinstellingen is het hoe dan ook van cruciaal belang om te investeren in heldere stelsels van goed gedefinieerde begrippen om niet alleen de specialistische, interne maar ook de externe communicatie met de niet-gespecialiseerde taalgebruiker efficiënt te laten verlopen. ‘Taal in transformatie’ haalt voorbeelden aan waar instanties investeren in dergelijke terminologische databanken om de onwenselijke situatie te voorkomen van domeinverlies dat een breuk inhoudt tussen de eigen taal en de communicatie over nieuwe ontwikkelingen of gespecialiseerde domeinen. Taal en technologie Inzichtverhelderend is dit boek tenslotte over de verhouding tussen taal en technologie. Waar in bredere kringen de mening kan hebben postgevat dat automatisering de wereld gaandeweg heeft overgenomen, documenteert F. Steurs hoe technologie taal nodig heeft. Taal is immers het onmisbare medium voor menselijke interactie. Een relevant aandeel in onze kenniseconomie bestaat daarom in de ontwikkeling van softwaretoepassingen die menselijke taal kunnen lezen, analyseren, verwerken of genereren, of die de kloof tussen menselijke communicatie en machinebegrip kunnen overbruggen. Deze taaltechnologie levert de applicaties voor spraakherkenning, slimme assistenten, automatische vertaling, chatbots, tekstsamenvatting en automatische ondertiteling. Dat betekent niet dat bijvoorbeeld de baan van vertaler overbodig wordt. Tegenover een volume aan te vertalen teksten dat zodanig groot is geworden dat “alle vertalers samen nooit tijdig oplossingen zouden kunnen bieden” bestaat de blijvende noodzaak aan vertalers met een veranderd profiel. Dat impliceert training in de nieuwe taaltechnologie en bekwaamheid voor taken als postediteren van machinevertaling en proeflezen (p.145). Even wezenlijk blijft de menselijke inbreng voor het ontwerpen van deze taaltechnologische toepassingen. Voor de ontwikkeling, training en evaluatie van deze applicaties zijn zeer grote hoeveelheden taaldata vereist van betrouwbare kwaliteit. Voor elke taal moet daarom voldoende digitaal materiaal worden ontwikkeld om de toepassingen ook in de taal van de gebruiker te kunnen aanleveren. Een beschrijving van grootschalige projecten daarvoor in Europees verband biedt een helder overzicht van geleverde inspanningen. |
|
Tools en bronnen Gebruikersbijeenkomst Thesaurus Zorg en Welzijn Op 14 november vond in Utrecht een gebruikersbijeenkomst plaats rondom de Thesaurus Zorg en Welzijn (TZW). De middag was georganiseerd door Nictiz (als beheerder van de TZW) en kanker.nl (als een van de gebruikers). Het doel was uitwisseling over de actuele wijze van gebruik van deze thesaurus, de gebruikersbehoeftes en verwachtingen over toekomstige ontwikkelingen. De TZW is een thesaurus van zo'n 60.000 termen uit het brede terrein van de zorg en het sociaal domein. Een thesaurus is een terminologiebestand met definities, synoniemen, hiërarchische relaties en "zie-ook-relaties" tussen de concepten. De TZW bestaat al meer dan 30 jaar en is in die periode ondergebracht bij verschillende organisaties zoals het vroegere Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) vanaf 1992 en St. Stimulansz vanaf 2013. Ondanks fases met een terugverdienmodel is het streven steeds geweest om de TZW openbaar beschikbaar te houden zonder kosten. Met de overstap naar Nictiz in 2023 is dat door financiering via het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) opnieuw mogelijk. Binnen Nictiz is de TZW ondergebracht bij het Terminologiecentrum, de afdeling die ook zorgt voor het beheer van de Nederlandstalige versie van SNOMED. Het gebruikersbestand van TZW is divers met onder andere patiëntenplatformen, zorgorganisaties, kennisinstituten, gemeenten en bijvoorbeeld softwareleveranciers van sociale kaarten. De TZW draagt bij aan de realisering van doelstellingen van Nictiz: betere gezondheid door betere informatie en bevordering van eenheid van taal. SNOMED en de TZW vervullen daarin ieder hun eigen rol en kunnen elkaar ook aanvullen. SNOMED wordt ingezet voor het vastleggen van de gezondheidsgegevens in het primaire zorgproces en zorgt zo onder meer voor eenduidige communicatie tussen zorgverleners onderling, ook tussen bijvoorbeeld eerstelijnszorg en tweedelijnszorg. Eenmaal goed vastgelegd is ook meervoudig gebruik van gezondheidsgegevens mogelijk zoals voor wetenschappelijk onderzoek. De TZW op zijn beurt zorgt voor het beter vindbaar maken van informatie voor beroepskrachten, bijvoorbeeld in een kennisnet, maar ook voor patiënten en burgers, zoals op de patiëntenplatforms kanker.nl, diabetes.nl en ms.nl. Beide bestanden vertonen gedeeltelijk overlap van termen met name op het vlak van ziektes, diagnoses en medische onderzoeken. Waar beide bestanden overlappen, worden koppelingen aangebracht die kennis en communicatie bevorderen. De TZW is hierbij vaak aanvullend op SNOMED in het aantal beschikbare synoniemen voor zoekmachineverrijking; SNOMED is echter medisch-inhoudelijk veel gedetailleerder dan de TZW. Verder bevat de TZW ook weer allerlei zorggerelateerde termen die niet in SNOMED staan, zoals termen die te maken hebben met hoe de zorg is georganiseerd. Ook komt het sociaal domein uitgebreider aan bod. Door de definities die in de TZW aanwezig zijn, heeft deze thesaurus een woordenboekfunctie, denk aan begrippenlijsten op een specifiek terrein. Daarnaast zetten de gebruikers de TZW in voor inhoudelijke metadatering (tagging) van content, voor zoekondersteuning door hun zoekmachine met synoniemen te verrijken en steeds meer ook voor AI-toepassingen. De aanwezige gebruikers op de bijeenkomst werden verder bijgepraat over de ontwikkelingen rondom de TZW en waren enthousiast om elkaar live te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen. De gebruikers gaven aan graag van elkaar te leren in de toekomst. De TZW is online te raadplegen. Meerdere keren per jaar vinden updates plaats. Organisaties die de TZW zouden willen ontvangen als bestand, kunnen contact opnemen via de Servicedesk van Nictiz. Kijk voor meer informatie, ook voor antwoord op veelgestelde vragen op de TZW-pagina op de website van Nictiz. |
|
Agenda Hieronder vindt u een korte aankondiging van evenementen. Meer informatie vindt u op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal. 5 - 6 juni 2025, Chambéry (Frankrijk) en online: TOTh 19 - 20 juni 2025, Thessaloniki (Griekenland): Multilingual Digital Terminology Today |
|
|
|