Terugblik TiNT 2020 “Terminologie en communicatie: Van Simon Stevin tot vandaag” Jaarlijks organiseert de Nederlands-Vlaamse terminologievereniging NL-Term de TiNT-dag die dit jaar online plaatsvond op 23 oktober. TiNT staat voor Terminologie in het Nederlandse Taalgebied. Het thema van het evenement staat geregeld in het teken van een actueel onderwerp. Ditmaal sloot de keuze aan bij 2020 als Simon Stevinjaar dat in Brugge naar aanleiding van het vierhonderdjarig overlijden van deze vermaarde geleerde (1548-1620) uitgebreid wordt gevierd. De Bruggeling Stevin geldt als de homo universalis van de Lage Landen. Zijn wetenschappelijk talent richtte zich op tal van vakgebieden. Zo was hij onder meer actief op het vlak van de wiskunde, fysica, logica, waterbouwkunde, krijgswetenschap en economie (interesttabellen, koopmansboekhouding en boekhouding voor het staatsapparaat). Stevin & terminologie In het kader van dit wetenschappelijk werk vervulde Simon Stevin tevens vaak een voortrekkersrol in de creatie van nieuwe terminologie. Zijn wetenschappelijk profiel vormt bijgevolg een goed uitgangspunt voor een terminologisch symposium met wetenschapscommunicatie als hoofdthema. Een gebalanceerde reeks van drie presentaties bracht dit profiel in verband met terminologische beschouwingen over achtereenvolgens verleden, heden en toekomst. Verleden: pleidooi voor het Nederlands Het historische deel stond centraal in de lezing van Guido Vanden Berghe (Universiteit Gent), tevens curator van de Stevintentoonstelling (28/08-29/11/2020) in het Brugse stadsarchief. Vanden Berghe (“Simon Stevin (1548-1620) bracht verandering in de wereld”) documenteerde eerst de biografie van Stevin. Geboren in Brugge emigreert deze, als gevolg van de 16e-eeuwse godsdienstconflicten, na 1577 naar het noorden en maakte er blijkens archiefstukken over de hofhouding, een lucratieve carrière als raadsman van Maurits, Prins van Oranje. De periode van zuiver wetenschappelijke publicaties en theoretisch onderzoek betreft vooral de jaren 1581-1590. Latere geschriften sluiten meer aan bij het dienstverband bij de Prins en zijn onder meer ingenieurskundig of zelfs maatschappelijk-politiek van aard. In Stevins teksten treden duidelijk twee terminologische aspecten op de voorgrond: zijn voorkeur voor het Nederlands als wetenschapstaal en de introductie van vele wetenschapstermen. Met name de ‘Weeghconst’ en ‘Dialectike ofte bewysconst’ over de logica illustreren zijn pleidooi voor het Nederlands waarbij hij positieve kenmerken onderstreept, zoals het groot aantal eenlettergrepige woorden, het sterke vermogen om samenstellingen te vormen en de geschiktheid als wetenschapstaal. In de praktijk kreeg dat gestalte in de vele Nederlandstalige studies van Stevin en zijn aandacht daarin voor wetenschapsterminologie. Van de toenmalige ‘neotermen’ zijn sommige nog gangbaar, zoals brandpunt en evenaar, terwijl andere verdwenen (bijvoorbeeld, stelkunde (algebra) en brandsnee (parabool). Ook ontstonden veel termen als Nederlandstalig vertaalequivalent van Latijnse termen, zoals parallela-evenwijdige en diameter-middellini(e) (middellijn). Heden: Nederlands als wetenschapstaal De tweede lezing van Frieda Steurs (Instituut voor de Nederlandse Taal) trekt deze lijn verder door naar het heden. Haar presentatie “Simon Stevin in Leiden. Het Nederlands als wetenschapstaal” belichtte achtereenvolgens de betekenis van Simon Stevin voor het Nederlands, de doorwerking ervan in onze eigen tijd en de vertaling naar wat het INT doet met het Expertisecentrum Nederlandstalige Terminologie om vorm te geven aan het Nederlands als wetenschapstaal. Het geschetste beeld laat zien hoe de betekenis van Stevin nauw samenhangt met de wijze waarop hij aansluit bij eigentijdse ontwikkelingen. Cultureel manifesteert zich vanaf 1550 een streven naar een bovengewestelijke sierlijke en grammaticaal welgevormde standaardtaal die op gelijke voet staat met het Latijn en Frans en die zuiver is, ontdaan van leenwoorden uit deze talen. Eveneens leiden nieuwe ontdekkingen, uitvindingen en concepten tot een roep om vaktaal in het Nederlands, mede door onbekendheid met de Latijnse termen. Tegen deze achtergrond blijkt Stevin een van de belangrijkste grondleggers van het wetenschappelijke en technische Nederlands en de munter van talloze nieuwe Nederlandse woorden. Als taalvernieuwer past hij verschillende procedés toe. Zo introduceert hij nieuwe termen, soms door eenvoudige ontlening van uitheemse termen, maar ook door vertaling van Latijnse termen zoals kegelsnede voor sectio conica en raaklijn voor tangens linea, of door betekenisverschuiving waarbij een bestaand woord een nieuwe betekenis krijgt (bijvoorbeeld: bepaling begrenzing met paaltjes > betekenis ‘definitie’). Sommige verwezenlijkingen en denkwijzen van Stevin blijven relevant voor de huidige tijd. Hoewel door internationale wetenschapsbeoefening inheemse Stevintermen soms werden vervangen door uitheemse woorden (‘weeghconst’-statica, ‘waterwicht’-hydrostatica), zijn tal van rekenkundige en meetkundige begripsaanduidingen nog steeds gangbaar (aftrekken, delen, som, omtrek, veelhoek enz.). Actueel is eveneens nog het belang door Stevin gehecht aan de ontwikkeling van een Nederlandse wetenschapstaal in of naast anderstalige contexten van wetenschapsbeoefening. Een derde aspect van doorwerking betreft Stevins opvatting over de wetenschap die ‘spiegheling’ (theoretische reflectie) en ‘daet’ (praktijk, experiment) combineert om zo tot kennis te komen. Hij vertaalde zijn wetenschapsbeoefening meteen in toegepaste wetenschappelijke inzichten. Deze werkwijze is ook vandaag nog actueel, onder meer bij het Nederlands-Vlaamse INT en zijn Expertisecentrum Nederlandstalige Terminologie (ENT) die taalkundige inzichten in praktische toepassingen vertalen. Het ondersteunen van het Nederlands als wetenschapstaal valt binnen de missie van het INT, en de ENT-webpagina levert daarvoor onder meer algemene informatie over vaktaal, richtlijnen voor terminologiebeheer en verzamelt voor het Nederlands termenlijsten die worden gestructureerd en gelinkt volgens de indeling van de Library of Congress voor een duidelijke zoekstructuur per domein. Toepassingsgericht is verder ook de uitvoering van of medewerking aan projecten over hogeronderwijsterminologie, heldere taal in de medische zorg, juridische vaktaal, de kennis bij hogeronderwijsstudenten van vaktaal in exact-wetenschappenlijke opleidingen, en van een corpus van gesproken academisch Belgisch Nederlands. Tevens worden studenten stageplaatsen geboden en verschijnen nieuwsbrieven. Toekomst: wetenschapscommunicatie De derde spreker plaatste het thema van de wetenschapscommunicatie vooral in het teken van de toekomst (“Innovatie en communicatie: juist nu!”). Maarten van der Sanden (TU Delft) besprak de verbinding van techniek en samenleving en het belang daarbij van communicatie tussen de belanghebbenden. Hij stipte aan hoe ook Simon Stevin in zijn tijd wellicht al kon vaststellen dat nieuwe technologie doorgaans niet in één keer tot stand komt als een volledig nieuwe, afgewerkte technologie maar veeleer als een proces waarbij zowel samenleving als technologie onder elkaars invloed gaandeweg veranderen. Dergelijke processen kan men benoemen met de term ‘transformatieve innovaties’. Ze hebben nu betrekking op een breed scala van onder meer robotica, energie van niet-fossiele brandstoffen, ontwerp van grootstedelijke omgevingen enz. Dergelijke innovaties worden gerealiseerd binnen een sociotechnisch systeem, waarin een complexe interactie plaatsvindt, tussen mensen en technologie, tussen mensen onderling en tussen mensen en hun sociale systemen zoals bestuur en organisaties. Communicatie tussen al deze belanghebbenden kan men door middel van een communicatiemodel schematisch voorstellen, een zogenaamd ‘Science Communication Ecosystem’. Aan de ene zijde bevindt zich de pool van de maatschappij (‘downstream’), waar communicatie bestaat uit de dialoog met het publiek bijvoorbeeld in de media of door informele educatie in wetenschapsmusea. Aan de andere zijde van industrie en diensten, wetenschap en technologie (‘upstream’), situeert zich de communicatie tussen wetenschappers, ingenieurs e.d. In het middenveld van het communicatiesysteem (‘midstream’) is communicatie gerelateerd aan politiek, beleid, de burger als onderdeel van de democratie, en samenwerking tussen bedrijven onderling, tussen beleidsmakers enerzijds en wetenschappers en ingenieurs anderzijds enz. Wetenschapscommunicatie kan betrekking hebben op deze drie domeinen en hoeft niet specifiek te worden beperkt tot één ervan. Het onderzoek van Van der Sanden richt zich vooral op de vraag hoe vertegenwoordigers van de beleidssfeer, de industrie, universiteit en later ook wel de burger omgaan met nieuwe technologie en hoe transformatieve technologie in die constellatie ontstaat. Aandacht voor de menselijke maat of hoe mensen onderling praten over nieuwe technologie helpt het grote sociotechnische systeem inzichtelijk te maken van samenwerking tussen mensen, samenwerking met technologie en het met elkaar vormgeven van die technologie. Ook aandacht voor de essentie of wat mensen uiterst belangrijk vinden (bij elektrische auto’s bijvoorbeeld bereikbaarheid dan wel comfort) is nodig om te begrijpen hoe transformatieve innovaties in de toekomst moeten gebeuren. Die essentie kunnen we achterhalen door ontwerpend te denken en te doen, of door wat Simon Stevin omschreef als ‘spiegheling’ en ‘daet’. Men spiegelt zijn gedachten door een product of prototype te maken en die daad helpt weer verdere reflectie. In de gezamenlijke communicatie tijdens het ontwerpproces zet men gedachten om naar vorm en daarbij kan men, naast natuurlijke taal, gebruik maken van vormtaal om complexe situaties inzichtelijk voor te stellen. Van der Sanden wees daarbij op analogieën met verschillende kunstwerken die een essentie trachten uit te drukken, zoals een abstraherende maquette van de Russische avant-garde kunstenaar Kazimir Malevich die daarin trachtte de intensiteit, de verhoudingen en de structuur van de stad van de toekomst vorm te geven. De inzet van natuurlijke taal en haar termen, en van vormtaal leidt zo tot een communicatie waarin het transdisciplinair denken gestalte krijgt dat nodig is om technologie te ontwerpen. Het gaat niet alleen om interdisciplinair denken met samenwerking tussen disciplines maar om samenwerking tussen disciplines die in de samenwerking zelf ook een verandering of evolutie doormaken. Van der Sanden ziet deze vorm van sociale samenwerking gesymboliseerd in de afbeelding van Simon Stevins zeilwagen, waarin alle passagiers nog ieder een andere richting uitkijken maar waarbij de uiteindelijke technologische realisatie uit onderlinge interactie tot stand zal moeten komen. Dit online TiNT-symposium over wetenschapscommunicatie werd ten slotte afgesloten met de uitslag en bespreking van een publiekspeiling over COVID-terminologie. Wie het symposium gemist heeft, kan de presentaties ophalen via TiNT2020Powerpoints | nlterm.eu. Op dezelfde pagina staan ook videopnames van elke lezing. |