| Weidegras Bodemtemperatuur: Melkkoeien Aantal: Melkproductie: Vetpercentage: Eiwitpercentage: Ureum: Lactatiedagen: | 6,3 °C 126 19,0 kg melk / koe / dag 5,05 % 4,00 % 28 192 |
| De herkenbare gruttoroep is weer te horen, de eerste kievitseieren worden gevonden en het gras begint groen te kleuren. Op de maartse buien na staat het voorjaar in de startblokken. Bent u er al klaar voor? In deze KTC-Veenpost leest u onder andere meer over adaptief bemesten, bemesten voor weidevogels en het verwaarden van rietmaaisel. | Bodemtemperatuur en adaptief bemesten De bemesting aanpassen aan de bodem, grasgroei en weersomstandigheden en daarbij gebruik maken van natuurlijke processen: adaptief bemesten. Om de eerste stap te zetten naar adaptief bemesten is in 2018 op 75 locaties in de veenweiden meetapparatuur geplaatst die real-time de bodemtemperatuur meet op 20 centimeter diepte. Ook dit jaar wordt de bodemtemperatuur weer gemeten en kan deze dagelijks gevolgd worden (klik hier). Het verloop van de bodemtemperatuur, zie de figuur hieronder, laat zien wat we eigenlijk al wisten; geen jaar is hetzelfde. Werden we in 2018 nog verrast door een vorstperiode in maart, kwakkelt de bodemtemperatuur nu al enige weken rond de 7 graden met uitschieters naar 8 graden. Toch is vandaag de bodemtemperatuur exact hetzelfde als een jaar geleden. Van de grasgroei is bekend dat deze start bij een bodemtemperatuur van 8 graden. In 2018 is in een experiment op veengrond bij twee slootpeilen (-20 en -55 cm onder maaiveld) gekeken naar het effect van het toedienen van stikstofkunstmest bij verschillende bodemtemperaturen op de droge stofopbrengst en stikstofopbrengst. In de periode in 2018 waarin de mestgiften zijn gegeven is relatief weinig neerslag gevallen en bleven de groeicondities min of meer gelijk door een trage temperatuurontwikkeling. Tussen het tijdstip van toedienen van de kunstmest en de effectiviteit werd geen direct verband gevonden. De verschillen in droge stofopbrengst en stikstofopbrengst tussen de verschillende toedieningstijdstippen waren niet significant. Maar ook hierbij geldt: geen jaar het zelfde is. Het is goed mogelijk dat bij een ander neerslagbeeld en een ander temperatuurverloop de resultaten wel uiteen kunnen lopen. En daarom wordt dit jaar verder geëxperimenteerd met verschillende bemestingstijdstippen met zowel stikstofkunstmest als drijfmest. Bemesten op doelen: weidevogels Niet alleen de bemesting aanpassen aan de omstandigheden, maar ook nog eens bemesten op doelen. Het ene doel vraagt mogelijk om een andere bemesting dan het andere doel. Hoe moet ik bemesten voor een optimale grasopbrengst? Of hoe moet ik bemesten om voldoende voedselaanbod te hebben voor de weidevogels? Die laatste vraag wordt steeds vaker gesteld. Om antwoord te krijgen op die vraag is op de locatie van KTC Zegveld in 2013 een proefveld aangelegd met verschillende mestsoorten aangelegd: drijfmest, dikke fractie van gescheiden drijfmest, ruige mest en GFT-compost. Dit werd vergeleken met een onbemeste controle, kunstmest en kunstmest met zaagsel. Drie jaar lang (2013-2015) zijn de veldjes bemest, waarbij de mestgift gepland was op 120 kg N totaal/ha/jaar ongeacht mestsoort, verdeeld in twee giften per jaar (1ste en 2de snede). In de veldjes bemest met dikke fractie waren strooisel bewonende regenwormen significant talrijker dan bij de andere mestsoorten. Het aantal ritnaalden was hoger bij drijfmest, dikke fractie en ruige mest ten opzichte van de andere behandelingen. Vliegende insecten groter dan 5 mm (gemeten in juni) waren talrijker in de plotjes bemest met dikke fractie, ruige mest, KAS en zaagsel met KAS, en minder talrijk bij de onbemeste controle, drijfmest en GFT-compost. Grote insecten zijn belangrijk voer voor de weidevogelkuikens. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het mogelijk is om met bemesting te sturen op voedselaanbod voor weidevogels én weidevogelkuikens. Dikke fractie zorgt daarbij voor het hoogste voedselaanbod. Verwaarden van rietmaaisel De melkveehouderij is er een ouderwets voorbeeld van: een product waar wij als mens niks mee kunnen omzetten in een hoogwaardig product. Zo zetten we gras om in melk met de koe als biologische conversiestap. Daarbij gaan we er vanuit dat alle biomassa waarde heeft. Maar welke conversiestap voegt de meeste waarde toe aan de beschikbare biomassa? De markt in de veehouderij verandert en verwacht wordt dat een deel van de biomassastromen door hun samenstelling nu of in de toekomst meer geschikt zijn voor andere toepassingen als melkproductie. Eén van die biomassastromen is (riet)maaisel uit natuurgebieden. De vraag hoe de meeste waarde toegevoegd kan worden aan rietmaaisel begint daarom met een grote hoop die in de weg ligt. Vanaf dit jaar gaat KTC Zegveld het rietmaaisel afkomstig uit de Nieuwkoopse plassen verwerken. KTC Zegveld en Natuurmonumenten zijn in gesprek gegaan en hebben een overeenkomst opgesteld die interessant is voor beide partijen (win-win). Jaarlijks komt er ca. 30.000 kuub rietmaaisel vrij dat afgevoerd moet worden. Om dit te kunnen ontvangen heeft KTC Zegveld geïnvesteerd in een grote betonnen opslag plaat met wanden om het vocht binnenboord te houden, zie afbeeldingen hieronder. Voor de ontvangst zijn er een trekker, kraan en containers aangeschaft. Eind maart wordt het eerste rietmaaisel verwacht!
Pielen met wormen KTC Zegveld wil praktische kennis ontwikkelen rondom verschillende manieren van verwerking. Rietmaaisel composteren vraagt gebruikelijk om regelmatige machinale omzetting. Zou die stap vervangen kunnen worden door de inzet van wormen? Keuken- en groenafval laten verwerken door wormen is niet nieuw. Hiervoor zijn zogenaamde wormentorens speciaal ontwikkeld en verkrijgbaar. Maar is dat ook na te bootsen met 30.000 kuub rietmaaisel? Eet een worm rietmaaisel? Hoeveel rietmaaisel eet een worm? En moeten wormen ‘bijgevoerd’ worden? Stagiair Burchart de Jong probeert de worm te (her)ontdekken. Tijdens zijn stage bij KTC Zegveld voert hij een experiment uit die hopelijk de eerste vragen beantwoorden. In vaatjes bootst hij een hoop rietmaaisel na. Aan elk vaatje is 200 gram wormenmengsel toegevoegd. De vaatjes verschillen onder andere in de lengte van het rietmaaisel (grof/fijn), vochtigheid, bijvoeding en de frequentie van bijvoeren. Als bijvoeding heeft hij onder andere drijfmest, krachtvoer en melasse toegevoegd. Zes weken lang mogen de wormen nu hun best doen om het rietmaaisel te verwerken. | Heeft u vragen, tips of ideeën? Laat het weten via [email protected]
Namens KTC Zegveld,
Youri Egas |
|
|