Lieve lezer, Deze kerstvakantie sla ik videokunst het liefst over. Dat ligt niet aan het genre, maar aan de totaalervaring van beeld en geluid die het heerlijke mijmeren in musea onmogelijk maakt. Wanneer er tussen de stille werken plotseling een beeldscherm is opgehangen, is het moeilijk om door te lopen – aparte projectieruimtes zijn makkelijker te vermijden. Toch werd mijn aandacht onlangs gegrepen door precies zo’n scherm met daarop een close-up van een mannengezicht. Ik stopte want er klopte iets niet: in de wang van de man stonden diepe strepen, alsof er iets over zijn huid was gespannen. Wat dat was, was niet meteen te zien: de beeldkwaliteit was niet haarscherp, want Markus Schinwald maakte het werk in 2001, een tijd die velen zich vagelijk herinneren als de pre-HD-periode. In de video loopt de man in onopvallend overhemd en dito broek in een interieur dat er zo onpersoonlijk uitziet dat het een hotelkamer had kunnen zijn. Dit doodnormale maakt de glimlach van de man uitzonderlijk; hij stopt maar niet met heel zichtbaar tevreden zijn. De man gaat zitten en maakt iets los achter zijn hoofd. Twee haakjes die eerder zijn mondhoeken omhoog trokken vallen nu naast zijn gezicht. Het hulpstuk is gemaakt van visdraad en glimmend metaal. Nadat de man zijn martelwerktuigje heeft losgehaakt, zie je hem zijn best doen om weer eigenaar van zijn gezicht te worden. Hij trekt zijn wenkbrauwen op, alsof hij zelf ook moet erkennen dat een masker dragen te veel gevraagd is. Daarna schudt hij zijn hoofd waarmee de overgang van een geforceerde naar een neutrale uitdrukking voltooid is. De overgang neemt een paar indrukwekkende seconden in beslag. Het is nu een paar weken geleden dat ik de video zag, maar het beeld van iets geforceerds van je afschudden om, hupsakee, weer verder te gaan, blijft me bij. Net als veel andere kunstwerken toont het iets dat we eigenlijk al weten: vaak doen we ons geforceerd anders voor dan we zijn. Wie weet wat voor kleine, diepgevoelde ontboezemingen deze week zal brengen. Veel liefs, Jorne |